HET was een zonnige morgen dat ik er zin in had. Ik sprong uit bed, vast van plan iets van de dag te maken. Meer agitato dan frettato maakte ik een wandelingetje met mijn lieve hondje Door. Ik dacht niet teveel tijd verliezen. Het is me dan ook nog steeds een raadsel welke ingeving mij er toe bracht om de spasso iets te verruimen en het stevige heuveltje richting Cisternino mee te pakken. Of was het Doortje, die voelde dat er vandaag iets belangrijks gedaan moest worden.

Terwijl ik nog moeizaam de top zocht te bereiken stond de hond al bovenaan de heuvel en deed een plas. Ik keek omhoog. Ik wilde nog Bravo roepen toen ik ... Ik kon mijn ogen niet geloven.
Een regenboog!
U zult zeggen: logisch, hondje pist, zonlicht valt er op, regenboogje.
Maar dit was geen normale regenboog. Ik zag duidelijk de grondvesten op de aarde. En niet alle kleuren waren zichtbaar, sommige kleuren waren ongewoon zwaar aangezet, en de kleuren stonden in een heel andere volgorde. Even dacht ik nog aan de fles wijn van de vorige avond, maar al gauw begreep ik dat ik hier te maken had met iets ...
Ja met wat?

Doorpissen Doortje, riep ik, niet ophouden, baasje moet even wat pakken. Ik rende naar huis, en haalde twee stevige stokken. Toen ik terugkwam stond mijn hond nog braaf te pissen. Bravo! Ik plaatste de stokken waar de regenboog de aarde raakte. Terwijl ik weer afstand nam zei ik: Okay Door, zo is het goed. Ga jij eens kijken wat er bij die stokken staat.
Mijn hondje ging naar de stokken, snuffelde even, en piste er eens flink tegenaan. Logisch, zult U weer zeggen, als baasje een boompje plant ... Maar zo logisch is dat niet, zij had net een paar minuten onafgebroken staan plassen.
Ondertussen overzag ik het gebied tussen de twee stokken. De regenboog was weg. Ergens tussen de twee stokken lag iets zwaars, iets donkers, en tegelijk transparant. Terwijl ik het zag kon ik er ook doorheen kijken. Ik zag gewoon de werkelijk... nee, nu moet ik observaties, interpretaties en verslag niet dooreen gaan husselen.

Ik zag iets, maar wat. Terwijl ik er op af liep verloor het langzaam vorm en kleur, en uiteindelijk ook zijn massa. Toch had ik het lang genoeg waar kunnen nemen om zeker te weten dat er iets was geweest. Het verklaarde mijn aandrang van die morgen. En mijn eigen water zei mij: daarin heeft jouw Door een rol te vervullen.

Die dag trof ik allerlei voorbereidingen voor de volgende morgen. Ik was nog een paar keer met mijn hondje naar de heuveltop gewandeld maar er was niets opmerkelijks gebeurd. Ik vermoedde dat dit een morgenstondluchtje had. Ik zette mijn fototoestel op statief op een strategisch gekozen plek, niet zichtbaar voor kwaadwillende passanten, de lens exact gericht op de ruimte waar ik de regenboog mocht verwachten.
Ik schreef op wat ik allemaal had meegemaakt, en legde mijn notitieblokje klaar voor de volgende dag.
De volgende morgen ging ik weer met Regenboogje - zo noemde ik het lieve beestje af en toe, en het bleek naar die naam te luisteren - naar de top van de heuvel. En verdomd: op dezelfde plaats ging ze staan en piste haar boogje.
Blijven pissen Door, riep ik, en ik rende naar de plaats waar ik de camera had opgesteld en drukte af.
Vastgelegd.
Ik liep terug naar mijn waarnemingspunt, en verdomd, daar stond de boog op exact dezelfde plek als de vorige dag. Ik keek op mijn horloge. Ik meende toch dat ik de vorige dag iets vroeger was geweest, dus de regenboog zou een andere vorm, een andere plek gehad moeten hebben.
Kleinigheidje, later nog eens testen. Nu geen details. Eerst de grote zaken. Ergens tussen de twee uiteinden lag weer een zwaar voorwerp. Ik liep er onmiddellijk op af. Ik kon het aanraken, ik kon het zelfs iets verschuiven. (Let wel, het verschuiven ging van links omlaag, rechts omhoog. Er was geen sprake van een rechte lijn tussen de stokken, het was een kromme, een mooie kromme moet ik zeggen. En wat daar lag, had niet in het midden gelegen.)
Ja, U leest goed, ik had het even mogen aanraken, maar het was alweer verdwenen.

Ik was zeer benieuwd wat ik op de foto te zien zou krijgen.
Dat was een teleurstelling. Toen ik de foto op mijn laptop bekeek, zag ik een mooi plaatje van de omgeving. Daarbij wel twee stokken, een beetje onnozel in de grond gestoken, maar geen regenboog, en ... doodzonde ... geen zwaar voorwerp.
De werkelijkheid was weerbarstiger dan ik had mogen hopen.

Zo ging ik een aantal ochtenden op pad. De camera bleek van nul en generlei waarde. Maar mijn onderzoek gaf wel resultaten. Ik kon het voorwerp steeds iets langer bekijken, betasten, oppakken zelfs.
Dat laatste leverde een verrassende ervaring.
Plotseling stond ik met lege handen. In de aarde een gat. Uit dat gat kwam een stem. Noem het maar werkelijkheid.
Werkelijkheid? Ik begon bijna te denken dat ik droomde. Of dat ik gek geworden was. Een paar dagen later werd ik verder geholpen.
Werkelijkheid is een ander woord dan werkelijkheid, kwam weer de stem uit het gat. Denk aan samenleving: dat is een samentrekking van samenzijn - dat geeft samen - en de beleving daarvan - dat geeft leving. Vandaar: samenleving. Werkelijkheid is een samentrekking van werkelijkheid - dat geeft werkelijk - en van waarheid - dat geeft heid.
Ik kon mijn oren niet geloven. Wat gebeurde hier? Ik kneep eens flink in mijn armen. Maar alles leek echt. Ik besloot daar prioriteit aan te geven.
Toen het gat zich weer manifesteerde, ik geloof dat dat de juiste omschrijving moet zijn, het gat manifesteerde zich, riep ik:
- Mag het dan ook waarheid zijn?
- Ben jij de slimste van de klas?
- Maar ... de werkelijkwaarheid ... is dat misschien een idee?
- Wie ben jij om hier ideeën te berde te brengen?
- Sorry, zo blijft het zo vaag ... toch?
Na enige stilte
- Noem het dan Heid. Maar denk er om, met een hoofdletter hè.
Het gat hield op te bestaan, en heeft zich daarna, vermoedelijk omdat het door mijn doen tot een zichzelf herbezien gedwongen was, niet meer aan mij gemanifesteerd. Jammer, nou ja, er was nog genoeg te onderzoeken.
Even moest ik aan een proverbio Pugliese denken: quando si conferma la realità di una bottiglia svuotata, la verità è dentro.

Van de weersomstuit ging ik voor mij belangrijke woorden anders beklemtonen. Als ik een mooie vrouw zag, dacht ik: vruchtbaarHeid. En als ik zo'n jong broekje in een zwarte jurk zag lopen dacht ik: bevindelijkHeid.

Zo verstreken de dagen. Tot er op een morgen - welke morgen? - iets vreselijks gebeurde.
Ik lag nog te slapen. Een zware droom. Ik werd gebeten door Doortje Regenboogje. Mijn hondje had nu een dubbele naam.
Blaffende honden bijten niet. En zou je denken: bijtende honden blaffen niet. Maar terwijl ik aan alle kanten tot bloedens toe gebeten werd gaf haar angstige geblaf een lawaai als een oordeel.
Ik werd wakker.
Ik zag een welhaast onbeschrijfelijke toestand. Mijn bed zeiknat, de dekens half van het bed getrokken. Op de vloer een zak hondenbrood, opengescheurd. Een paar hondedrollen in de hoek van de kamer.
Wat was er in Godsnaam aan de hand? Ik stond op en zag mijzelf in de spiegel tegenover het bed. Een verlopen gezicht met een baard van een aantal dagen. Op het kastje naast mijn bed lag een notitieblokje. Volgekrabbeld - ik kon er nog niet goed wijs uit worden.
Wel heel duidelijk zichtbaar was een vierkant - drie bij drie vakjes. Een paar krabbels dacht ik te kunnen ontcijferen. Matrixdenken. Links van het vierkant: politiek. Boven aan het vierkant: uitvoering.
Wilde ik het zo zien? Had ik dat eerder opgeschreven?
Maar, op mijn laptop kon ik weer geen foto ontdekken van de omgeving, met stokken gevuld.

Ik moest al een paar dagen geslapen hebben. Ik stond op en ging met Doortje naar buiten. Ik liep de heuvel op. Ze kwam niet achter me aan, ze leek wel een beetje schuw. Bovenaan de heuvel geen spoor van mijn activiteiten van de laatste dagen. Nergens een stokje te vinden. Alsof er niets gebeurd was.
Kom Door, riep ik. Ik dacht, hier moet onmiddellijk opheldering komen. Maar er gebeurde niets.
Ik ging weer terug naar mijn huis. Door piste een paar keer, tegen een boom, bij een plant. Jammer, ik kon geen regenboog zien.
Toen ik die morgen naar het dorp ging en een krant kocht bleken er slechts een paar dagen verlopen te zijn sinds mijn vorige bezoek.
We hebben je een paar dagen niet gezien, zei de man achter de bar.
Een paar dagen? Ik was toch al lang met mijn onderzoek bezig.
Thuis gekomen begon ik de rotzooi op te ruimen. Hoe kon het zijn dat ik een paar kostbare dagen verknoeid had. Ook twijfelde ik even aan het werkelijkHeidsgehalte van mijn inspanningen. Had ik gedroomd? Ik wilde die gedachte wel van mij afzetten ... maar daar was de rotzooi, daar was Doortje die mij een beetje angstig schuw aan keek.
En hoe ik haar ook wilde laten pissen, op het heuveltje ... ze wilde niet in de buurt komen. Dan moet ik er zelf mijn plasje maar gaan doen, dacht ik. De resultaten waren bedroevend. Gelukkig duurde het niet al te lang voordat ik dat begreep: ik moest natuurlijk hondenvoer gaan eten.

Aldus gedaan. Maar de vraag was: welk hondenvoer. Wat voor elementen moeten er in zitten om bij mij als mens te bewerkstelligen wat Doortje met haar lijf was gelukt. En zo veranderde de richting van mijn onderzoek zich naar een vooronderzoek: kennis van en inzicht in de werking van het hondenvoer was een eerste vereiste voor goede resultaten in het eigenlijke onderzoek.

En zo kon het gebeuren dat een vriend mij aantrof bij die schappen van de plaatselijke supermercato.
- Ik hoor dat je Doortje wel verwent hé.
- Jij hoort wat???
- O la la, je bent al regelmatig gesignaleerd hier. En dan verlaat je met stapels hondenvoer de winkel.
Potjandrie, ik werd in de gaten gehouden.
- Luister, Flavio, ik heb nu even geen tijd voor je, ik ben met belangrijkje zeken bezig.
Opgejaagd verliet ik de winkel. Zonder één blikje of zakje mee te nemen.
Ik word in de gaten gehouden, spookte het door mijn hoofd. Ik moet iets belangrijks op het spoor zijn, dat kan niet anders. Even dacht ik: o jee, Obama zal er toch niet vanaf weten, en straks een drone op me afsturen. Ik moest een beetje lachen om mijn eigen hoogmoed. Niet te joh, zei ik tegen mezelf, straks val je nog laag! En ongelukken kunnen we nu niet gebruiken. Het gaat om hele belangrijke zaken. Ongemerkt murmelde ik het laatste hardop.
Wat zeg je nou, zei mijn vriend - hij was mij gevolgd, bezorgdheid noemde hij dat, ik zou zeggen bemoeizucht, wat zeg je nou? Belangrijke zaken.
Ik was heel streng.
- Ik wil nu even niet dat je in mijn buurt komt. Begrepen! Ik heb belangrijker zaken aan mijn kop.
En op dat moment kreeg ik het licht. Mijn eureka!
Natuurlijk. Daarom zat er zo weinig schot in de zaak. Doortje had niet bovenaan de heuvel haar pootje opgelicht. Zij had mijn bed bewaterd. ik wist wat mij te doen stond. Ik moest weer in mijn bed gaan pissen.
Opgelucht ging ik naar huis.