op bezoek bij de paus
Rome is een prachtige stad. Ik ben er een aantal keren geweest. Wie een huisje heeft in Italië kan er vaak komen. Vrienden komen langs - en willen naar Rome. Er is eigenlijk maar één ding op tegen. Het Vaticaan.
Ik heb wel eens gezegd: ze zouden het Vaticaan naar China moeten overbrengen. Goed voor de zending. Goed tegen de angst voor het Chinese gevaar, waar veel Italianen, die denken dat de oorzaak van hun economische problemen uitsluitend daarin gelegen zijn, last van hebben … en goed voor de Italiaanse politiek en de samenleving. Italië zou zomaar een modern land kunnen worden.
Het Vaticaan dus. In mei ’99 ben ik met vrienden naar Rome geweest. Ze wilden uiteraard ook daarheen. Ik kondigde aan dat ik die dag dan wat anders zou gaan doen. Daar kon geen sprake van zijn. Ik zou en moest mee. Ik heb één voorwaarde mogen stellen: het museum, okay, maar onder geen beding de Sint Pieter in.
We zijn te voet van station Termini naar onze bestemming gegaan. Prachtige wandeling, onderbroken door een paar keer koffie, één keer met gebak. Hetgeen mijn vriendin deed verzuchten: hoe dichter bij de Paus, hoe meer je wordt genaaid. Ze doelde op de prijs van de koffie.
En het is waar. Neem waar dan ook in Italië een caffè. Negentig (90!) euro cent. Neem caffè en pasta dolce di piccole dimensioni particolarmente pregiato e delicato zegt De Mauro, de Italiaanse Van Dale: één euro negentig (€ 1,90!). Vooruit, een enkel keertje iets meer dan twee euro. Voor hem die in NL in een stationsrestauratie, of bij de Bijenkorf even een kopje koffie wil drinken onvoorstelbaar.
Ik ken maar één plek waar hogere prijzen, prijzen NL gevraagd worden – wat zeg ik: hoger dan NL: rondom het Vaticaan.
Bij het Vaticaan aangekomen probeerde ik er nog even onderuit te komen. Als ik nu eens … Mijn vrienden en mijn vrouw waren onverbiddelijk. Daar stond ik op een warme dag in een lange rij langs een drukke weg te wachten tot ik bij de Paus naar binnen mocht.
Ik heb weinig kunst gezien. Als vanzelf drongen zich woorden aan mij op. Had een verhaaltje kunnen worden. Het is een vers geworden. (U vindt dat onder Curiosi.) Van de blauwe zaal, ik doel nu op la Cappella Sistina, herinner ik mij alleen maar de irritatie van een ordebewaarder die alsmaar sssstt liep te roepen, soms sssssssssSSSSSSTTT.
Toen we het museum verlieten was mijn gedicht klaar. Over één element in de tekst was ik onzeker. Terwijl de vrienden met mijn vrouw de kerk binnengingen liep ik daarop te broeden. Had ik dat goed gezegd? Ik kon het zomaar vragen. Aan een willekeurige priester. Maar die waren in de kerk. En ik had mijzelf beloofd die kerk niet in te gaan. Normaal lopen er ook kerkdienaren los op het plein. Maar nu, op dit moment, net even niet.
Goede raad was niet duur. Gewoon even mijn koppigheid overwinnen. En zo, terwijl mijn vrienden de relatief lichte gang omhoog naar het dak van de Sint Pieter gingen – magnifiek uitzicht over de stad Rome – ging ik de zware gang naar het kerkportaal, en nog iets dieper de kerk in. Tot ik eindelijk een priester tegenkwam die het voor mij verlossende woord sprak. Ja, mijn geheugen had mij niet in de steek gelaten.
Terug op mijn eigen plekje, achter mijn scrivania, heb ik het vers aan papier toevertrouwd. Ik heb er nooit meer een letter aan veranderd.