HET IS ZIJN SCHULD MEESTER: hoe tegenslagen afgewenteld worden


WIE
is het die hier wil afschuiven: het opgejutte volk dat meegezogen wordt in de loop der tijden?
And, om Bart Ehrman te persifleren, who brings defeat in war and destruction of Jerusalem?

Er is heiligheid en schijnheiligheid.
Soms denk ik wel eens: kun je met je goeie fatsoen verblijven voor het aangezicht des Heeren als je jezelf niet af en toe een beetje hypocrisie gunt?
De psalmdichters in ieder geval niet.
En David al helemaal niet!

De psalmen 56 en 57 zou je wat dat betreft een tweelingpsalm kunnen noemen.

Wees mij genadig God
Waar mensen op mij jagen
...
dag aan dag weten zij mijn woorden te verdraaien
(56)
[een variatie op psalm 43, waar de dichter God afsmeekt:
verlos mij van de mens
die liegt en die verraadt
]
Wat is er aan de hand?
Het dunkt David verstandiger even uit de buurt van Saul te blijven. En dus duikt hij onder bij de Filistijnen, of all places. Hij maakt de omgeving van "de heidenen" onveilig en rooft en moordt dat het een lieve lust is. En als Akis, koning der Filistijnen, hem dan vraagt: wat heb je vandaag gedaan - antwoordt hij: ooh, vandaag ben ik het Zuiderland van Juda binnengetrokken - zodat de Koning mag geloven: aan die man heb ik wat in mijn strijd tegen de Israëlieten.
Opdat niemand de koning zal verraden wat hij werkelijk heeft gedaan, doodt hij alles wat een mond heeft om te spreken. Dat heeft ie afgekeken van Jozua, de Richter van de eerste verovering in het beloofde land, Jericho: Toen sloegen zij alles wat in de stad was ... zowel man en vrouw, zowel jong als oud ... met de scherpte des zwaards.

Ontferming voor mij o God, ontferming
ik zoek mij te bergen bij U
door Uw vleugelen veilig beschaduwd
...
hier leger ik - tussen leeuwen
adamskinderen: hun adem is vuur
(57)
Wat is hier aan de hand?
David is nu echt op de vlucht voor Saul. David, een intrigant van het eerste uur, heeft zijn zinnen op de troon van Saul gezet - volgens de Bijbel heeft God hem aangewezen, usance onder de priesterkaste: welk koningshuis er ook regeert, je gaat voor ze door het stof en vertelt hun verhaal.
Dus wie de leeuw is, wiens adem vuur spuwt, en wie de prooi: zegt U het maar.

Zoals gezegd: de Israëlieten hebben niet iedere oorlog gewonnen.
Aan de stromen van Babylon
daar zaten wij neer, en wij schreiden
...
Als ik U, Jeruzalem vergeet,
dan begeve mij mijn rechterhand
...
Remember, O LORD ... who said
[of Jerusalem]
Rase it, rase it, even to the foundation thereof.
O daughter of Babylon ... happy shall he be,
that rewardeth thee as thou hast served us.
that taketh and dasheth thy little ones against the stones.

[het moet gezegd, King James himself, in al zijn wijsheid, heeft de schoonste verwoording gevonden voor de wraakzucht van de exilarchen]

Hoe scherp hun verstand ook moge wezen, hoe goed hun diasporische geheugen - de dichter van psalm 137, die toch mocht blijven leven, is het even helemaal kwijt. Nooit gehoord hoe Jozua de ban sloeg over de bewoners van Jericho, geen enkele uitgezonderd. Geen sjoege van het bloed dat blijft kleven aan het huis van David, al bouw je nog zulke grootse tempels.
Uw vijand zal onze vriend zijn, besneden of niet!

Het is uit de tijd dat de Israëlieten een toontje lager moeten zingen. Maar ze willen helemaal niet zingen. Het kan ook niet, met een hart dat door zoveel wraakgevoelens zo verhard is. Vandaar dat onze taal verrijkt is met de uitdrukking: hij heeft zijn lier aan de wilgen gehangen.



ps.13 / ps. 40 / ps. 43 / ps. 52 / ps. 53 / ps. 56 / ps. 57 / ps. 70 / ps.137