DE PSALMEN
Er zijn mensen die de Bijbel een mooi boek noemen. Volgens mij romantische prietpraat. Ik ben het eens met Jan Wolkers: er staan bloedige verhalen in dat boek, mooie donkerrode verhalen. Maar dat is het dan.
Een flashback maakte dat ik de vertaling van De Psalmen van Ida G.M. Gerhardt (ik noem verder haar naam, maar ze heeft dit in samenwerking met haar levensgezellin Marie H. van der Zyde gerealiseerd) ter hand nam. En ineens realiseerde ik me:
- als ik aan De Psalmen denk, denk ik aan Israël en haar geweeklaag over burenoverlast
- als Israël weer eens klaagt over burenoverlast (zoals nu met Iran) moet ik aan De Psalmen denken
- zoals ik ook aan de PVV denk, nu ik De Psalmen in mijn handen heb
Ik doel op het onnoemelijke geklaag dat opstijgt uit dat wat literatuur genoemd wordt door sentimentele beoefenaars van de literaire kunst. N.a.v. de nieuwe Bijbelvertaling schreef Matsier dat De Psalmen een mooi boek is. Ik blader door de vertaling van Ida Gerhardt, die toch haar best gedaan heeft om het mooie van de oorspronkelijke teksten over te brengen naar onze taal, en ik denk: wat is er eigenlijk, literair gesproken, mooi aan?
Laat ik het zien als een dichtbundel. Gegeven het feit dat het gedichten uit een specifieke tijd zijn, neem ik de dichtbundel van Komrij DE NEDERLANDSE POËZIE VAN DE 19de en 20ste EEUW IN 1000 EN ENIGE GEDICHTEN erbij. Ik sla deze open bij De Génestet's Boutade. Dan zie je onmiddellijk het verschil met De Psalmen. Een klaagzang van grote kwaliteit, maar bovenal een klaagzang die heel expliciet duidelijk maakt waarover geklaagd wordt:
O land van mest en mist, van vuile koude regen
Doorsijperd stukske grond, vol kille dauw en damp
Vol vuns, onpeilbaar slijk ...
Kom daar eens om bij De Psalmen. Nemen we Psalm 6, voor mij in mijn jeugd een angstaanjagenDe Psalm:
Heer, straf mij niet in Uw toorn
tuchtig mij niet in Uw gramschap
...
Waarvoor gestraft zou moeten worden is niet duidelijk maar, aan het einde
...
Hoe smadelijk verslagen weldra
mijn vijanden alle tezamen
in een oogwenk met schande op de aftocht
Het verband tussen de gramschap van de Heer en de vijanden die te schande komen wordt niet echt duidelijk. Onrust in de ziel heeft er ook iets mee te maken.
Wat die onrust in de ziel betreft, Komrij heeft een vers van eigen makelij niet in deze bundel opgenomen, dat er van mij wel in had mogen staan. Weliswaar blijft de onrust impliciet, maar de aanwezigheid daarvan wordt op superieure wijze verbeeld:
Eer maakt men lakens wit met inkt
Eer speelt men schaak met bezemstelen
...
Eer zal men kakken in zijn hoed
Dan dat ik U mijn ziel bloot leg
En zeg hoe ik thans lijden moet
Ik had hier ook de bundel Poeti Italiani del Novecento naast kunnen leggen: zelfde ervaring.
Ik geloof dat ik niet te vroeg ben als ik hier een ander beeld van De Psalmen ga schetsen. Eigenlijk ben ik veel te laat.
Het is niet mijn bedoeling om de gelovige nog meer te kastijden, dan de kastijding waarmee hem middels De Psalmen de vreeze des Heeren duidelijk is gemaakt. Het gaat niet aan om hier anti-Israël gevoelens te manifesteren.
Ik ga proberen het werkelijke karakter van dat wat meer Bijbel is dan al het andere - berijmd en gezongen - om het werkelijke karakter van deze teksten bloot te leggen. De filosofie, de psychologie, zeg maar, de PVV-gevoelens ofwel the urban drift and the paranoid style of politics - Jeruzalem, gij stad zo hoog gebouwd - achter een psalmvers blootleggen.
Alhoewel ook hier weer geldt: no footnote to Plato - zijn er m.n. twee teksten die op de achtergrond meespelen:
- Bullshit van Harry Frankfurt, een essay waarin hij pijnlijk duidelijk maakt hoe politici en andere leiders het volk adresseren, zeg maar manipuleren, met nietszeggende boodschappen die voornamelijk appelleren aan emotionele bindingen, en niet zelden aan onderbuikgevoelens
- The Paranoid Style in American Politics van Hofstadter; deze vier essays gaven mij het laatste zetje tot deze arbeid (paragrafen uit deze essays kun je zo toepassen als kritiek op De Psalmen)
Hoe ga ik dat aanpakken?
Eerst zal ik De Psalmen in een historische context plaatsen. Een historische context die past bij de bedoelingen van deze verhandeling. Uiteraard is dat geen wetenschappelijke, laat staan wetenschappelijk te verantwoorden, analyse. Ik heb me er in verdiept, maar het zijn mijn eigen ideeën (zoals gebruikelijk laat ik mijn teksten vooraf door anderen lezen, zodat ik niet de indruk kan wekken dat ik kritiekloos en megalomaan de Bijbel aan mij wil onderwerpen).
Dan zal ik mijn verhouding met De Psalmen verduidelijken - in een anekdotische opsomming. Ik ben in een streng gelovige omgeving opgevoed, De Psalmen zijn mij met de paplepel ingegoten, en, eerlijk is eerlijk, gingen er in als Gods woord in een ouderling. Én, ik wil er niet besmuikt over doen: er zijn prachtige teksten te vinden in het Boek der Psalmen.
Daarna wordt psalm voor psalm ter hand genomen. Dat leidt niet tot 150 pagina's. Op dit moment zie ik deze indeling:
- psalmen waarin geklaagd wordt over de boze buitenstaander
- psalmen waarin de verdorvenheid van de dichter zelf centraal staat
- psalmen waarin de verdorvenheid van de dichter in het verlengde van de verleidingen van de boze buitenstaander wordt beschouwd
- psalmen waarin onvoorwaardelijk Gods lof wordt gezongen;
belangrijke categorie want er zijn daadwerkelijk psalmen waarin niet geklaagd wordt en dat moet dan ook gezegd worden en een contextueel plekje krijgen
(mocht een psalm buiten dit frame vallen dan zal ik naar bevind van zaken handelen; zo meende ik mij een beschrijvende psalm te herinneren - waarin min of meer expliciet verwoord wordt waar het om draait - maar toen ik de bewuste psalm nalas bleek dat toch tegen te vallen)
De inhoud van deze vier pagina's zal psalm na psalm aanwassen, terwijl iedere individuele psalm hiermee zijn betekenis zal krijgen.
Als ik het over De Psalmen heb, dan doel ik op de onberijmde psalmen. Alleen waar het mijn verhouding tot De Psalmen betreft, zal ik ook over de "zingbare" teksten spreken.
Ik lees De Psalmen in de vertaling van Ida Gerhardt. De Statenvertaling en de King James zullen altijd in de buurt zijn. Ida Gerhardt zegt: Wat wij gedaan hebben is luisteren, luisteren en nog eens luisteren naar wat de tekst (...) meedeelt. (...) De grote rijkdom van onze prachtige moedertaal kwam ons daarbij in hoge mate te stade. Het is dat ik Gerhardt als dichteres graag lees, maar ik kom in de verleiding om Harry Frankfurt nu al tevoorschijn te halen. Het zijn de woorden van een bezielde dichteres, zullen we maar zeggen, maar ze heeft mij, zeker niet met die woorden, maar ook niet met haar vertaling kunnen bezielen. Het blijven voor het overgrote deel draken van teksten - om een vriend te citeren.