EEN PSALM VAN SMEETS



G.J. Smeets heeft mij de eer aangedaan, geïnspireerd door dit psalmen project, om een psalm voor mij te schrijven. De psalm is gebaseerd op een gebeurtenis die mijn jeugd heeft gekleurd - de Ramp van 1953 - en waarvan het verslag op Smeets een grote indruk heeft gemaakt. Ik laat de psalm hier volgen, zonder verder commentaar - ik beschouw het vanaf heden als een gewone psalm.
Op een andere pagina zal ik er op ingaan.


Psalm 152 *)

1. Ooit was ik tot mijn ergernis de taal niet meester
er drongen belangrijke gedachten waar ik geen woorden voor wist

2. Maar de bibliotheek van de vader lonkte:
Oude Testament, Nieuwe Testament, Godfried Bomans, Albert Camus, Ortega y Gasset.
Allemaal veelbelovend maar ver boven mijn petje.

3. Behalve dat ene, met foto's geïllustreerde boek
over de Zeeuwse watersnood in 1953

4. Op de omslag van dat boek staat een longshot van een Zeeuwse knol
temidden van zoveel water
dat je oog voor paarden moet hebben om er het dier in te ontwaren

5. Dat oog had mijn Bles mij gegeven,
het oersterke werkpaard van de boerderij verderop
waar ik regelmatig te doen had

6. Overspoelde boerderijen, ondergelopen kelders, mensen in paniek op hun dak
een hoogbejaarde in dekens gewikkeld op reddende armen,
kadavers van verdronken vee.

7. En overal water.
Zee waar die niet hoort te zijn.

8. Heeft een opgroeiende Zeeuwse knaap
horen preken over De klanken van Zee 1953?

9. Nu ben ik in staat te zeggen
waar ik destijds geen woorden voor kon vinden:

10. dat er alle reden tot klagen is
Maar geen enkel loket om verhaal te halen of steekpenningen aan te bieden.
Klacht zonder aanklacht, vrees zonder lof



*) Ik noem deze psalm 152 vanwege de apocriefe psalm 151. Er is nog sprake van andere psalmen, maar zonder kritisch tegenbericht laat ik die voor wat ze mogen betekenen.