Niet gauw tevreden te stellen, die Smeets. Een goede leermeester dunkt mij. Hij schrijft:


Leonardo da Gioiella,

ik zie het op Uw site: eerst een pagina over Bach.
En vervolgens een pagina over de verwarmende veren die Dickinson over U uitstrooit en die Bukowski dreigt uit te trekken.

Wat de Grote Bard U doet, daar zegt U niks over. Wat kleine barden als D.en B. U doen maakt U duidelijk.

Ik vind dat opmerkelijk, dat wil ik U laten weten. En ik ben nieuwsgierig naar Uw reactie op mijn opmerking.



NB grappig: naar Duitse componisten informeert hij in het Engels, naar Amerikaanse dichters in gewoon Hollands.


caro Smeets,

Ik signaleerde slechts, en werd door de bliksem getroffen toen ik expliciet aandacht aan Bukowski gaf.

[
Voordat ik begon met mijn antwoord - ik had al even lopen denken -heb ik Bach er maar bij opgezet. Niet op een vuurtje, al gaat het wel con fuoco. BWV 532. Hans Fagius.

Ik ben weer terug op de kamer van mijn broer in Amsterdam. Klein pickupje, met zo'n doeken venstertje om het geluid naar buiten te laten. De introductie van het Preludium BWV 532 begint met een toonladder in de toonsoort en eindigt met een dubbele toonladder, afgesloten met een akkoord dat wel een drieklank in de grondligging heet, maar met zoveel verdubbeling en met het Tutti-register open, ofwel pieno organo, dat het luidsprekertje dat niet meer aankon. Een snerpend geluid!
]

Ik constateer: U houdt er niet van dat ik Emily een aardige (dode) dichter vind.
Nee, zij strooit geen veren uit, dus er verwarmt niks, maar ze zegt: als je het koud hebt voel je altijd wel warmte.
Zoiets. Unconditionally: gewoon mooi dus, senza se e senza ma.
Bukowski vind ik ook mooi, maar anders. En als ik "anders" zeg ga ik er woorden bij zoeken, ga ik dus conditioneren.

't Zou wat moois zijn als je bij een minimum aan woorden dat de dichter probeert te gebruiken zelf woorden gaat aandragen!

Let wel:
Dickinson heeft weinig woorden nodig om te zeggen hoe bij haar hoop voelt.
Bukowski gebruikt behoorlijk wat woorden om te zeggen dat hij iets geheim wil houden!

Als je nu van muziek niet kunt zeggen waarom iets mooi is, waarom zou dat dan bij dichters wel moeten kunnen.

Vroeger had je Emmy van Overeem die een column in NRC had - als titel herinner ik mij Daar word ik even stil van. Ik ben niet gauw stil te krijgen ...

[
... ik ben nog niet klaar en Hans Fagius wel, dus heb ik nu BWV 548 opgezet. Ton Koopman - ook niet stil te krijgen ...
]

... dus ik had niet zoveel met Emmy, maar ik heb er de kennismaking met Cum Dederit uit Nisi Dominis aan overgehouden.

Welnu, als Bach muziek maakt - en wie die muziek ook uitvoert, je hoort toch duidelijk dat het gewoon Bach is die zit te spelen, ook bij mij, ook bij mij Smeets! - dan wordt het niet stil van binnen. Dan zingen er bij mij niet een paar bomen, nee, dan zingen er bij mij hele bossen. Maar ja, daar kan ik bij U vast niet mee aankomen, met en eeuwig zingen de bossen. Dus wat moet ik nou.

Maar Ton Koopman speelt nu BWV 548 en ik zit weer naast dat kleine pickupje op de kamer bij mijn broer in Amsterdam te luisteren - alleen, mijn broer is er niet meer, en er trekken hordes hospita's kamerbewoonsters glazen met bier Vondelparken eenzame kouwe nachten langs mij heen.
En ik mis dat snerpende akkoord!

Is dat misschien een antwoord?

[
En verdomd, Ton Koopman is ook net klaar!
]

cordiali saluti