conversations on ethics


SPALLAPUT EN FABBERPAROOL


Goed en kwaad, het is er wel en het is er niet.
Si e non, senza se e senza ma.
Ja nee, de vrijheid om te doen.
Maar als, het is de reactie van de een op andermans - beide zonder goed en kwaad.
En toch, zie Den Mensch Den Mensch een wolf zijn. Ecco homo homini lupus!
Of een schaap. Vidi, agnus est homo homini. Maar daar hoor je nooit van.
Dus niet in het handelen in de vrije ruimte, maar in het handelen in de positie t.o. zichzelf, zijnde de ander, moet de mens zijn masker laten vallen. Hij betoont zich bonus of malus. Hij wordt lupus of agnus. Beter gezegd: lupus en agnus. In de ogen van de ander: lupus - in de ogen van hemzelf: agnus!
In de spazio Leonardesco geldt: distantiability tot de linea agnus lupus > 0. Dit betekent dat de mens vanuit zijn oelgeboorte afstand denkt te nemen, terwijl hij juist goed en/of kwaad gaat ontwikkelen.
Ernstig is: de mens wordt dus wolf in vrijheid om, op het moment dat hij zich verandert, zijn vrijheid te verliezen, achter tralies opgeborgen te worden, zodat hij nooit meer in vrijheid schaap kan worden.
Lotsbestemming of uitverkiezing? Geen idee! Er zijn mij wel verhaaltjes over verteld.

De wereld mag dan groter geworden zijn, in je hoofd blijft het een dorp. Met dat soort verhaaltjes. Zie plaatje.




Ego ben ik. Daar stond mijn wieg. Daar sta ik nog steeds. Daar woonden, mijn vader en mijn moeder, mijn broers en mijn zusters. De meeste wonen nu ver weg van mij, op de Nieuwe Weg of Oonderdundiek. Misschien wel in de Achterbuurt! (In hun kop woon ik in de Achterbuurt!) Ook mijn vroegere buren zijn geen buren meer. Ik heb nu andere buren. Titia woont er ook. En mijn kinderen, ook al zie ik ze niet elke dag.
Twee kerken. Goed en Kwaad. Of kwaad en goed natuurlijk, wie zal het zeggen.
Een begraafplaats. Volgens de overlevering wonen daar de engelen Fabriël en Gebriël. Zo genoemd naar de toonsoort van twee treurpsalmen, of omgekeerd natuurlijk. Fabriël naar de in dit dorp in één van beide kerken ontwikkelde karmamixolydische toonsoort, finalis g (do) maar begintoon f = Fa! Gebriël naar de treurpsalm in de hypojonische toonsoort, finalis c (do) maar begintoon G. (Hier moet sprake zijn van een dubbelfout. Had Solbriël moeten zijn, analoog aan Fabriël. Maar Sol = G in de c-toonaard, en is vermoedelijk verward met Gabriël, de aartsengel.)
Fabriël was natuurlijk de aartsengel van die ene kerk zodat daar Gebriël de gevallen Lucifer personifieerde. Als je naar de begraafplaats gebracht werd, en je was goed geweest, dan was daar Fabriël om je op te wachten, aan gene zijde van De Vâle - het water dat niet alleen overtollig boezemwater naar zee bracht, maar ook het platte vlak aarde afscheidde van hemel en hel (niet de Hades dus) en die bracht je ziel dan over de Nieuwe Weg naar het hiernamaals. Was je stout geweest, dan nam Gebriël je op, hij voerde je ziel subito weer terug over De Vâle, je moest nog één keer het dorp en de mensen zien voor wie je wolf was geweest en voerde je dan via het Molenpad op een andere plek over De Vâle, naar een donker bos.
Bij de andere kerk was het precies omgekeerd!
Kinderen hadden een straatliedje.
Fabriel en Solbriel
Allebei zijn ze seniel
Maar laat ze dat niet horen
Want ze slepen je aan je oren
Naar het donkere wolvenbos.
En ze laten je nooit meer los!

Onzin, natuurlijk, al dat bijgeloof. Het Molenpad kwam niet uit in een dicht bos, laat staan dat er wolven rond liepen. En aan de Nieuwe Weg, voorbij De Vâle, stonden ook huizen.
De Zuidkerkstraat is veranderd, #38 is nog steeds mijn nummer. Maar er zijn mensen uit weg gegaan. En er zijn er weer ingekomen. Jij woont nu in die straat. Alles wat mij vertrouwd is woont Achterdekerk (zo heette mijn straat vroeger - ik ben geboren Achterdekerk 121B en toen ik uit het dorp wegging, uit hetzelfde huis, en ik mijn adreswijziging aan de gemeente opgaf, zei die ambtenaar: nee jongetje, Achterdekerk 121B, daar woonde jij!). Raar eigenlijk, voor mij is het Zuidkerkstraat 38 gebleven. Ik denk dat ik de naamswijziging niet bewust heb meegemaakt.
Niet-vrienden en onverschilligen (wolven ken ik niet) wonen verspreid over het dorp.
Recent kreeg ik een nieuw vriendinnetje. Philippientje Foot. Woont nu ook Achterdekerk. Lief meisje. Ben ik een beetje gek op. Ga ik touwtje mee springen.

Laatst is een tekstbestand in de buurt van dit dorp ontdekt. Een verhaal over Fabberparool, de protagonist. Gaat het maken in de literaire geschiedenis. Komt uit een basisverhaal van rond 2000, nu zo’n 500 jaar terug. Sporen van hem zijn daarna in diverse verhalen, versies en zelfstandige, terug te vinden, laatstelijk nog van de schrijver Reriël Hypochondries getiteld Zwerfkeien op de zachte transfiguratieschijf ondertitel Fabberparool in de greep van de pomodorokluwen. Over de auteur van het oorspronkelijke verhaal, een zgn. dismoraliteit, bestaat onduidelijkheid. Het gebruikte papier verwijst naar een Dietsitalianer - tegenwoordig is dat een Eurocomunaal, maar vroeger tussen twee huizen zwervend. Men vermoedt Leonardo. Er is ook wel sprake van Fabriël Nardo. Zou op een duaal schrijverschap kunnen duiden, maar omdat in de zeer muzikale familie van Leonardo de karmamixolydische toonsoort is ontwikkeld vermoedt men nu dat Fabriël Leonardo een pseudoniem was (of het password) van Leonardo.
Het verhaal gaat als volgt.
Fabberparool is een man die niet van zijn huis vandaan komt. Dat huis staat in het land van de heerser Berlusconi. Hij leeft in een cyberwereld en communiceert met elektronische teksten. Zijn vader en moeder waren druk druk druk ouders, ze hebben minimaal zijn vragen beantwoord, maar hem al als peuter een computer gegeven en gezegd: zoek het maar op. Later veranderde dat in: zoek het zelf maar uit. Zijn naam schijnt herleidbaar te zijn tot smid van woorden. Zoals gezegd, komt niet van zijn erf. Toen zijn ouders dood gingen is hij blijven wonen waar hij woonde, en dat is voor hem zijn paradijsje.
Dat is niet de bedoeling van Spallaput, de antagonist van het verhaal, de bovensfeerlijke kluwen van ragione o torto, tutto mio porto. Ogenschijnlijk een neutrale, plusmin figuur. Van ver voor 2000 zijn er nog hele oude verhalen die handelen over een man in het paradijs. Spallaput moet daar niets van hebben (een beetje pissig ook, omdat hij zich verwant moet weten aan de in die verhalen opduikende Lucifer, een gevallen engel) en hij vindt dat Fabberparool, die zich vergaapt aan die verhalen, uit zijn paradijs weggejaagd moet worden. De man moet van plusmin = minplus weten. Maar daarvoor moet hij van zijn erf af. En Spallaput is niet bij machte om deze man van zijn paradijs te verjagen. Maar op enig moment weet hij zo te intrigeren dat Spallaput het voor elkaar krijgt dat Fabberparool bij een bar een kop koffie gaat drinken.
Fabberparool ontmoet dan eerst Comunista, een vrouw die weet heeft van plus en min, weet heeft van hem/haar en ons en vindt dat alle hem/haar ons moet worden. Zij ziet een niet leeghoofdig maar nog leeg hoofd en palmt Fabberparool in. Voor haar doeleinden.
Zij gaat weg, Fabberparool blijft nog even zitten, en daar komt Mafioso, ook iemand die weet heeft van plus en min, van dijn dat mijn moet worden. Evenals Comunista weet hij Fabberparool voor zich te winnen, en om dezelfde reden: bruikbaar want een nog lege kop maar geen leeghoofd.
Zo maakt Fabberparool beurtelings een afspraak met Comunista en Mafioso, die elkaar niet kennen, en is dus steeds uit zijn paradijsje. Hij beleeft allerlei kleine en soms spannende avontuurtjes, die misschien duidelijk moeten maken dat Kwaad en Goed elkaars andere wang zijn, maar die het verhaal wel lang maken. Maar er zijn vermakelijke verhalen. Het dansen rond de meiboom met Comunista en haar vrienden, waar Fabberparool op de vuist gaat met de minnaar van Comunista. Het scheelt maar een haar of plus wordt min! De bruiloft van de dochter van Mafioso waar Fabberparool voor het eerst een “goede” revolver in zijn handen mag houden!
Dus Spallaput krijgt zijn zin. Maar niet helemaal, want alles gaat zeer eenzijdig. Omdat Fabberparool steeds in de ene wereld leeft, waar plusmin x minplus plusneutraal is, of in de andere wereld waar minplus x plusmin minneutraal is, ziet hij geen verschil. Voor hem blijft alles paradijselijk. Vandaar dat hij er geen probleem mee heeft steeds zijn huis te verlaten. Met als enige afwisseling: dan weer Comunista, dan weer Mafioso.
Dan komt de kladderadatsch. Het grote gebeuren gaat een aanvang nemen. Spallaput verliest de greep op de dingen. Comunista’s plan is dat Fabberparool een rijke man te grazen neemt, om hem te leren dat hem ook een beetje ons is. Mafioso’s plan is dat Fabberparool een rijke man te grazen neemt, om hem te leren: geen mijn zonder dijn.
Het blijkt om dezelfde man te gaan, waardoor Fabberparool voor het eerst sinds lange tijd zelfstandig moet denken - zijn computer geeft allerlei verschillende beelden en invalshoeken, geen beginnen aan. Comunista en Mafioso zien hem aarzelen, maar weten hem niet uit het dilemma te bevrijden. Hij besluit dat die rijke man min is. En, het noodlot slaat toe. Wat noch Comunista, noch Mafioso bedoelden gebeurt: Fabberparool doodt de rijke man. De plannen van Comunista en Mafioso zullen nooit bewaarheid worden: hem zal nooit ons worden, mijn zal nooit dijn worden.
Omdat Comunista en Mafioso gezien hadden dat er iets mis ging met Fabberparool, hebben ze hem gevolgd. Maar ze zijn te laat om in te grijpen. Uit woede slaan ze Fabberparool dood.
De tragiek van Fabberparool is dat hij onwetend dienstbaar is geweest aan goed en kwaad, maar er staat geen engel op hem te wachten, geen Fabriël die hem één keer, geen Gebriël die hem twee keer, over de Vâle transporteert en hem zo zal openbaren of hij goed of kwaad gedaan heeft.